Kleine kindertjes worden groot

Kleine kindertjes worden groot

Enkele jaren geleden kwam er binnen het justitieel apparaat een klein broertje bij. Eigenlijk was het er al, maar omdat niemand wist wat men er eigenlijk mee moest was de buitengewoon opsporingsambtenaar een politiedingetje. Veelal (gemeentelijke) politieagenten die een specialistische taak naast hun reguliere werk deden. Tot men bij de politie vond dat het verschil tussen de gemeentepolitie en de rijkspolitie maar weg moest. Men deed immers hetzelfde, al deed de één het landelijk en de ander het gemeentelijk. Dus kwamen er 28 korpsen van de politie. Burgemeesters zagen dit met lede ogen aan. De aansturing van de gemeentelijke sterke arm lag immers bij hen. Nu was er ineens ook een minister die wat te vertellen had. En prioriteiten gingen botsen.

Uit deze botsing kwam de boa voort. Na wat gedoe over het wie, wat en waar kwam men er uit. De gemeenteraad, samen met B&W, kon bepalen wat de boa mocht en kon. Er werd een lijstje opgesteld met waar een boa voor beëdigd mocht worden en er werden hogere politiefunctionarissen aangesteld om ‘De Burger Die Kan Bekeuren’ in de gaten te houden. Veelal werden stadswachten opgeleid tot boa. Die hadden de lokale kennis al. Op zich geen gek idee, maar Jan en Alleman kon boa worden. Met soms desastreuze gevolgen voor de boa én de burger. En, uiteindelijk, het imago van de gemeente.

Dat moest veranderen. De kwaliteit van de boa moest omhoog. De benoeming en de lengte daarvan werd gekoppeld aan de Permanente Her- en Bijscholing. Je haalde je boa-diploma. Dat was 5 jaar geldig. Maar werd je beëdigd, dan moest je elk jaar een module voltooien. Haalde je de module niet: einde oefening. En werd er gepraat over geweldsmiddelen. Dit bleef natuurlijk wel een afweging die men bij het OM moest goedkeuren. Want een ‘burger’ met geweldsmiddelen was (en is nog steeds) wel spannend.

Met de politie ging het allemaal wat minder. Er werd zoveel bezuinigd, gereorganiseerd, en omgegooid, dat er volgens ingewijden nog maar één oplossing was. De Nationale Politie. Alleen…sommige politieposten bleken al zo uitgekleed, dat men met moeite een dienst kon vullen. En daar was de boa weer. Die kon prima kleine taken van de politie overnemen. Uniformen werden geprofessionaliseerd, en ook geweldsmiddelen deden meer en meer hun intrede. De boa was gegroeid. Van baby naar adolescent, stond de boa plotseling op de drempel van volwassenheid. Goed opgeleide mannen, vrouwen, jongens en meisjes. Regelmatig getoetst op kennis en door collega’s wegwijs gemaakt in het doen en laten.  De boa kreeg meer en meer op zijn bord. Wat begon met vuilniszakken en parkeerbonnen, werd meer en meer een professionele organisatie met kennis van zaken. Al waren de boa’s gegroeid, Justitie en het OM zagen hen nog steeds als het ‘kleine broertje’, wat aan de hand geleid moest worden, betutteld moet worden, en vooral niet te veel moet willen. “Schrijf je bonnetje nou maar, daar ben je goed in.”

Het word tijd dat we de hand van het justitieel apparaat loslaten en laten zien dat we zijn gegroeid. Dat we die winkeldief op basis van bevoegdheden kunnen aanhouden en dat de winkelier daarmee echt geholpen is. Dat we niet meer de stadswacht zijn, maar een goedwerkende, professionele organisatie die weet wat we doen.. En dat we daar in sommige gevallen beter in zijn dan de politie. En dan als partners naast elkaar. Elkaar aanvullend op ieder zijn eigen bevoegdheden. Daar waar de één niet verder kan qua bevoegdheden, de ander het kan overnemen. Dan kan de politie ‘boeven’ vangen, en doet de boa de ‘boefjes’.

Boa Marco